Gedragsproblemen bij honden oplossen
Spijtig genoeg zijn niet alle gedragsproblemen zo handig. Sommige ongewenste reacties zouden we liever helemaal niet meer uiten. Heb jij je misschien ook wel eens voorgenomen je in bepaalde omstandigheden niet meer zo snel op te winden en de volgende keer kalmer te reageren? Dan heb heb je je wellicht ook al eens geërgerd aan jezelf, omdat het weer eens niet gelukt is. Je hebt jezelf aangemaand: eigenlijk wilde ik me helemaal niet meer opwinden. De volgende keer reageer ik anders. Meestal slaag je pas na enkele herhalingen in je opzet. En we hebben het gemakkelijker wanneer er ons een alternatief gedrag ter beschikking staat, bijvoorbeeld tot tien tellen.
Gedrag dat we ooit hebben aangeleerd en dat verankerd is is dus niet alleen voor ons heel moeilijk af te leren maar ook voor onze hond. Daarvoor zijn de verbindingen verantwoordelijk die prikkels en informatie tussen de verschillende hersencellen transporteren. Elk leerproces krijgt een eigen verbinding. Hoe vaker die verbindingen worden gebruikt hoe doeltreffende ze werken. Een vaak gebruikte verbinding kan de prikkels dus sneller doorgeven en zo een snellere reactie opleveren. Op die manier wordt bepaald gedrag “geoefend”. Als we met onze hond aan de slag gaan om zijn gedrag te corrigeren dan proberen we de strategieën die uit het oogpunt van de hond jarenlang goed hebben gewerkt te vervangen door een andere strategie.
Doordat de hond leert op een andere manier te reageren (het gewenste alternatieve gedrag) ontstaat er ook een nieuwe verbinding tussen de hersencellen. Zo bestaan er ten slotte twee wegen voor dezelfde prikkel. De ene weg vereist een lang inspanning (kwaad worden, aan de lijn trekken) en is praktisch uitgebouwd, de andere (het rustige alternatieve gedrag) nog niet. Het is duidelijk dat de prikkel, die als een elektrische impuls wordt doorgegeven, voor de best uitgebouwde en dus de snelste weg kiest. De pas aangelegde weg, die leidt naar het alternatieve gedrag moet nog verstevigd en uitgebouwd worden. Alleen zo kan het alternatieve gedrag op lange termijn uitgroeien tot een geautomatiseerde reactie. En tot het zover is zorgen we er via een zo goed mogelijke beheersing van de prikkels voor dat het oude gedragspatroon niet nog meer verankerd wordt.
Zeker bij de bestrijding van agressie aan de lijn zullen we rekening moeten houden met die problematiek. Daartoe werken we met verschillende afstanden: als je een succesvol alternatief gedrag bij je hond wilt verankeren met het oog op een confrontatie met andere honden dan moet je absoluut werken met een afstand waarbij je hond de andere viervoeter weliswaar gezien heeft, maar nog niet begonnen is met zijn hele heisa. Wanneer je hond zich op de juiste afstand tot zijn soortgenoot bevindt kun ja aan het gewenste alternatieve gedrag beginnen te werken voordat de prikkel zijn bekende weg in de hersenen inslaat en dezelfde reactie teweeg brengt. Als de hond het snoepje nog rustig aanneemt (en niet toehapt), is dat een goede indicator voor de juiste afstand.